Meer nieuws

GERARD KOOPMAN HET EINDE VAN EEN TIJDPERK – DEEL 1

04 Dec 2024

We kunnen er niet naast kijken. Het nieuws dat in duivenland dit jaar de meeste ophef veroorzaakte was ongetwijfeld het aangekondigde afscheid van de colombofilie van wat meer dan waarschijnlijk een van de grootste nog levende namen in de moderne duivensport is. Gerard Koopman, immer bescheiden, maar bij leven reeds een sportlegende.
Vanzelfsprekend zal er tijdens dit gesprek over “het einde van een tijdperk” gesproken worden, veel meer zullen we het echter gewoon hebben over het leven en werk van Gerard, over zijn reizen, over zijn verkenning van de wereld en het leven. Wij gaan in gesprek met een man die op de drempel staat van het begin van een nieuw tijdperk. Een gesprek dus over deze en vele andere mijlpalen in het leven van Gerard Koopman, de zachtaardigste kampioen die de sport ooit gekend heeft.
Aldus trokken wij op een in nevelen gehulde, druilerige novemberdag naar Ermerveen, een buurtschap in de oer-Hollandse provincie Drenthe. Dit plaatsje werd letterlijk op de wereldkaart gezet door Gerard. Doe gerust de test, tik de gemeentenaam in op Google en het eerste zoekresultaat is “Gerard Koopman duiven”.
We zijn beland in het Holland van de postkaarten, weidse polderlandschappen, strakke bomenrijen, eindeloze grachten en beken, pittoreske hallenhuisboerderijen en vanzelfsprekend de bekendste windmolens ter wereld. De klompen, tulpen en maatjesharing ontbraken nog om het lijstje clichés compleet te maken. Dit is de setting, het decorum, voor het verhaal Koopman!
Alles begon, vanzelfsprekend, lang geleden in de oertijd, maar we slaan een flink stuk over tot het historische jaar 1915. De wereld stond in brand, over heel de globe lieten jonge mannen hun leven omwille van de dwaasheid van oude mannen. De IJzervlakte in Vlaanderen was herschapen in een scène uit Dante’s inferno. Nieuw-Amsterdam lag echter ver weg van de slachtbank met de klaprozen en het leven was hier rustig als steeds en ging zijn gewone, gezapige gang.
Op 31 mei 1915 werd in het traditionele boerengezin van Harmina en Jacob Koopman een zoon geboren, Cornelis “Johnny” Koopman. In die tijd had men nog geen televisie, maar wel een dominee en dus groeide Cornelis op met zes broers en vijf zussen. Waarom Johnny? Omdat Dine Moes, de Duitse dienstmeid van het gezin, de naam Cornelis te moeilijk vond. Soms zijn verklaringen heel eenvoudig!
We drukken de doorspoelknop weer even in en belanden op 31 januari 1938. Heel Nederland staat in rep en roer. In Paleis Soestdijk had Hare Majesteit Juliana immers het leven geschonken aan een flinke spruit van een prinsesje, Beatrix. Voor Cornelis zou deze dag echter om een geheel andere reden historisch blijken. Die dag viel zijn oog immers voor het eerst op de schone Jansje Keen. Zij zou de liefde van zijn leven worden, zijn rots in de branding, de yin voor zijn yang, de vrouw die zijn nageslacht zou baren.
De capitulatie op 10 mei ’45 konden ze blijkbaar niet afwachten want op 27 maart van dat jaar traden Jansje en Cornelis in het huwelijk. Tijdens dit huwelijk zou Jansje Cornelis vier zonen schenken Jaap, Jan-Egbert, Willem-Harminus en de benjamin, Gerard. Cornelis was een eenvoudige landbouwer, maar Jansje kwam uit een familie die in de handel zat, ze ademde commercie, ondernemerschap stroomde door haar aderen. Naast de kleine boerderij was er een eierhandel en in 1965 startten ze een nieuwe handelsfirma voor granen, kunstmest, pootaardappelen en dat soort zaken, de plaatselijke boerenbond zeg maar.
Na hun huwelijk betrok het kersverse paar een woning aan de Zijtak Oostzijde. Cornelis was al vanaf hij nog in korte broek rondliep gepassioneerd door de duivensport. Bij een nieuw huis moest dus onmiddellijk een nieuw hok verrijzen. Op een nieuw hok moeten duiven en zodoende stapte Cornelis op de fiets en ging hij in Coevorden voor 60 gulden (€30) duiven halen bij de Gebr. Gossen. Zestig gulden was een gemiddeld maandsalaris toentertijd. Hij sloot zich aan bij “De Snelvlieger” in Nieuw-Amsterdam en werd al snel zeer betrokken in de vereniging, al was het net zoals thuis en op de zaak ook hier vooral Jansje die de kar trok. De geschiedenis zit vol sterke vrouwen en ze noemen heus niet allemaal Cleopatra, Margaret Thatcher of Rosa Parks.
Cornelis was een meer dan behoorlijke liefhebber. In de club en ook regionaal was hij steevast bij de beteren. Met duiven spelen en kweken ging hem dus behoorlijk goed af. Zijn grootste talent, zo zou later blijken, was echter het kweken van duivenmelkers. Jaap kreeg immers ook interesse in duiven en begon uiteindelijk ook met een eigen hok op het ouderlijke erf. Gerard speelde ondertussen voetbal. Of er een potentiële Messi aan hem is verloren gegaan ten gevolge van een meniscusblessure zal voor eeuwig in nevelen gehuld blijven.
Gerard is rustig en bescheiden, maar vergis u niet, hij is wel een geboren winnaar. Hij wil in iets kunnen excelleren, in iets de beste kunnen zijn. Merckx roept ook niet dat hij de beste was, in interviews is hij rustig en bescheiden, op de fiets was hij echter een winnende veelvraat, de enige echte Kannibaal. Nu voetbal was weggevallen moest veelvraat Gerard dus op zoek naar iets anders om in (proberen) uit te blinken.
Op een ochtend stond kleine Gerard op, stapte op vader Cornelis af en zei: “Ik zou graag samen met jou met de duiven spelen!” Dit is waarlijk een historisch moment in de moderne duivensport. Dit is de eerste stap van de kleine Gerard in een avontuur dat zou leiden tot de allerhoogste mondiale podia in de duivensport. “That’s one small step for Gerard, one giant leap for pigeon sport.”
Die schuchtere, ietwat verlegen kleine van Johnny Koopman zou uitgroeien tot een van de allergrootste duivenmelkers uit de geschiedenis. Janssen, Van Loon, Klak, Van Dyck... In dit rijtje zal de naam Koopman de geschiedenisboeken ingaan.

We zijn natuurlijk niet voor niets vanuit de Kempen naar Ermerveen gereden in grijs, vies weer. Hierbij houden we deze inleidende geschiedenis voor wat ze is en laten we Gerard zelf aan het woord. Interviews en doodgewone gesprekken met Gerard zijn altijd een plezier. Gerard Koopman is immers geen mooiprater, maar hij kan wel heel erg mooi praten.

DD: Gerard, eerst en vooral bedankt voor de hartelijke ontvangst, voor de lekkere broodjes en bedank Wan (Maniwan Hausai, Gerards echtgenote sinds 2021) voor de verse Thaise loempia’s, ze waren heerlijk.
Gerard: (lacht) Ja, dat kan ze wel. (kijkt haar liefdevol achterna)

DD: Wij gaan nu genieten van onze loempia’s, zitten, en luisteren. Het woord is nu aan jou. We mogen zonder veel overdrijven toch wel stellen dat jij een van de bekendste duivenmelkers ter wereld bent. Hoe en waar is het verhaal van Gerard Koopman begonnen?
Gerard: Het is allemaal begonnen hier even verderop in Nieuw-Amsterdam. Weet je trouwens waar die naam vandaan komt? Dit was vroeger allemaal veengebied. Op een zeker ogenblik werd alle grond hier opgekocht door zakenlui uit Amsterdam. Vandaar is de plaatselijke bevolking dit gebied Nieuw-Amsterdam gaan noemen. Zo nu weet je dat ook. (lacht) Ik zal opnieuw beginnen met het verhaal.
In Nieuw-Amsterdam dus, op de boerderij van mijn ouders. Later hadden ze dan de zaak, een groot- en kleinhandel in allerlei landbouwproducten, en onder impuls van mijn moeder groeide die en werd steeds groter. Vader was een hele brave man, een goed mens, een nog beter vader, maar hij was niet ambitieus. Hij deed vroeger zelfs nog leveringen met de bakfiets, van hard werken was hij niet vies, maar hij was niet de ondernemer. Mijn moeder kwam uit een gezin van handelaars. Haar ouders hadden een garage/busbedrijf. Moeder was absoluut de drijvende kracht achter het bedrijf. Mijn handelsgeest heb ik ongetwijfeld van haar.

DD: Dus Koopman heeft zijn koopmansgeest niet van Koopman, maar van de dochter van een koopman?
Gerard: (lacht luid) Zo kan je het stellen ja! We deden echt van alles, er waren kippen en we deden ook wat loonwerk. Ik heb twee jaar de Technische school gedaan, ik dacht, dingen knutselen dat ligt mij wel. Op mijn 18 werd mijn moeder echter ziek en ben ik thuisgebleven om in de zaak te werken. Dat ben ik dan mijn hele verdere leven blijven doen, tot ik duivenprof werd natuurlijk. Later heb ik nog mijn middenstandsdiploma behaald. Dat stelde echter niet zoveel voor. Dat was een papiertje dat je nodig had om een eigen zaak te beginnen. Ik runde vroeger de winkel en mijn broer ontfermde zich over de groothandel en had op een zeker ogenblik zelfs een eigen fabriekje van honden- en katteneten. Omdat mijn broer de groothandel had kon ik natuurlijk alles goedkoop aankopen. Op die manier waren we vanzelfsprekend goedkoper dan de concurrentie. Ja, die jaren hebben we goede zaken gedaan. Hier in de streek zaten in die jaren best veel duivenmelkers. Op zeker ogenblik (1967) werden we verdeler/importeur van de voermengelingen van Mariman. Dankzij dat verdelerschap kwamen we ook op veel plaatsen, bij kampioenendagen bijvoorbeeld hadden we vaak een promostand. Zo ontmoetten we veel mensen en bouwden we nuttige contacten op, in Nederland en in België. Onder andere via die contacten kwamen daar steeds meer duivenproducten bij. Manden, schotels, bijproducten, je kent dat wel. We hebben ooit zelf nog duivenvoer gemengd, ergens tussen de vijf en tien jaar hebben we dat gedaan. Daarna zijn we dan gaan samenwerken met de firma Beyers.

DD: Al die tijd was je zelf duivenmelker?
Gerard: Jazeker. Duiven boeiden me al heel lang en sinds ik gestopt was met voetbal had ik me volledig daarop gericht. Ik had het gevoel dat ik dat wel zou kunnen. Dat gevoel is belangrijk voor mij. Zo heb ik ooit aan dammen gedaan, ik was hier zelfs bij de lokale damclub. Ik was zeker niet slecht op dat niveau. Je hebt bij dammen van die vaste speelwijzen, setupjes, die je gebruikt om je tegenstander in de val te lokken en zo simpel te winnen. Die werken heel goed tegen mindere spelers, tegen ervaren spelers die die setupjes ook kennen maak je daar echter geen schijn van kans mee. Je leert daar ook niets van en je zal nooit een betere speler worden. Ik had dus al snel door dat ik niet genoeg talent had om echt heel goed te worden in dammen, en dan ben ik er ook maar mee gestopt want dan voelt dat zinloos. Ongewild heb ik daar wel een les uit getrokken die ik later in de duivenwereld heb toegepast. Je moet niet gaan voor snel succes, maar je moet denken op lange termijn. (lacht) Zo gaat dat meestal met levenslessen, op het moment zelf besef je niet dat je ze aan het meemaken bent, dat besef en die wijsheid komen later pas.

DD: En met duiven dacht je wel te kunnen winnen?
Gerard: Jazeker! (lacht) Toen ik met duiven wilde beginnen kreeg ik van vader een hokje met 13 door hem uitgezochte weduwnaars. Iedere week wedde ik tegen mijn broer Jaap om een rijksdaalder en altijd zei ik tegen hem: “Leg het geld maar klaar, ik win het vandaag!” Dat willen winnen heeft er altijd ingezeten en ook de liefde voor duiven, die heb ik duidelijk van vader. Hij was niet gedreven genoeg om kampioen te worden, maar hij was wel gek van duiven. Geen van ons beide kon zich een leven zonder duiven voorstellen denk ik.

DD: En dus combineerde Gerard de ondernemer het runnen van een zaak met duivenspelen?
Gerard: Jazeker, die duiven zijn er eigenlijk altijd geweest. Ik stond daar ook nooit helemaal alleen voor. Eerst speelde ik met mijn vader en later ook met mijn broer Jaap, en nog later had ik ook altijd hulp. Dat is ook nodig, ik speel graag met veel duiven en één van mijn pijlers is veel training, een goede basis leggen. Zo moeten mijn duiven voor ze mogen starten aan een vlucht van 500 km eerst drie midfondvluchten in de vleugels hebben. Desnoods rijden we zelf wel. Jaap of ik zijn vaak naar België gereden, tot aan de Franse grens, om duiven los te laten.

DD: Ah zo ben je in België terechtgekomen!
Gerard: (lacht) Nee, ik kom al veel langer bij jullie. Via Mariman hadden we al lang contacten in België. We lazen natuurlijk ook De Duif, uit die krant heb ik veel kennis en informatie gehaald. Ik had al lang door dat het duivenspel en de kwaliteit van de duiven in België van een veel hoger niveau waren. In die tijd natuurlijk, dat laatste geldt nu niet meer. (lacht uitbundig) Nee, nee ik heb veel aan België te danken. Zoals ik al eerder zei, mijn vader was een hele lieve man, maar niet ambitieus genoeg. Ik heb heel veel aan mijn vader gehad tijdens mijn leven, maar mijn kennis van duiven, die komt van andere leermeesters. Mijn vader was wel iemand die altijd voor kwaliteit ging. Moest er een tractor of een nieuwe machine gekocht worden dan keek hij niet op een gulden en koos hij altijd voor kwaliteit, goedkoop is duurkoop. Zo ook op duivengebied. We kochten duiven bij Janssen en Van Loon. Zo ben ik mede dankzij mijn vader in contact gekomen met al die Belgische duivenlegendes. Bij de broertjes in Arendonk ben ik meer dan eens geweest. Van Jules Ryckaert uit St. Amandsberg heb ik veel over voeding en de meer wetenschappelijke kant van de sport geleerd. Mijn allergrootste leermeester was echter Louis Van Loon. Mijn grootste kennis over duiven, en zeker over duiven kweken heb ik van hem opgedaan. Ik maakte dan lijstjes met vragen, en telkens ik bij Louis of Jules langsging, ging ik mijn lijstje af. Bewonderenswaardig ook hoe zo een man als Van Loon altijd tijd heeft gemaakt voor een klein beginnelingetje uit het verre Nieuw-Amsterdam.

DD: Dit doet denken aan iets wat ik onlangs zag passeren op Facebook. Een liefhebber postte een verhaal. Hij had een mailtje gestuurd omdat hij vragen had over de Koopman all-in-one mengeling. Zeer aangenaam verrast was die man toen hij enkele dagen later op een zondagochtend telefoon kreeg van een zekere Gerard Koopman met het antwoord op zijn vragen. Jij bent ook niet te beroerd om een “gewone” melker even te woord te staan.
Gerard: Kijk, ik verdien natuurlijk iets aan die mengelingen met mijn naam op. Alleen al zakelijk vind ik dat dan ook mijn plicht naar die firma toe. Maar eigenlijk vind ik het ook gewoon heel normaal dat ik zoiets doe. Zoiets doe je toch ook uit beleefdheid en uit liefde voor je sport? Van Loon en al die andere groten hebben ooit tijd gemaakt voor mij. Wie ben ik dan om geen tijd te maken voor een kleine liefhebber die met een vraagje zit? Het is ook niet zo dat ik honderden van die telefoontjes per week moet doen.

DD: We zaten dus bij Gebr. Janssen en Van Loon-duiven.
Gerard: Louis (Van Loon) was zoveel meer dan iemand waar we duiven haalden. Natuurlijk hebben we daar duiven gehaald, en goeie. Hij was echter vooral mijn allergrootste leermeester. Ik reed als het moest van Nieuw-Amsterdam naar Poppel en terug met de fiets. Alles had ik ervoor over om aan de lippen van Louis te kunnen hangen.

DD: De lessen van Louis brachten duidelijk op, en hij zal ook wel gezien hebben dat hij niet zomaar een jongeling voor zijn neus had, maar een jongeman met veel talent en potentieel. Naar het schijnt koos jij de duiven die jullie bij de “mannekes” kochten.
Gerard: Dat klopt ja, ik koos de duiven. Ik had daar inderdaad blijkbaar een beter oog voor dan vader. Zover waren we echter niet onmiddellijk hoor. Het heeft wel even geduurd voor we onze eerste rechtstreekse duiven uit Arendonk konden kopen. We waren al heel goed geweest met duiven van Anema (Eefde) die had Janssen-duiven. In die periode, eind jaren ’70, kocht ik ook eens duiven bij Herman Aheln (Nieuw-Dordrecht). Zijn “48” was een superieure duif. Ook die had Janssen-bloed. Ook het legendarische “Kanon” van Wout Smeulders zat daar trouwens in. Maar natuurlijk wilde ik zo snel mogelijk rechtstreekse Janssen-duiven, dus wij naar ginder. Vanzelfsprekend wilde ik ook uit hun beste. Die kostten in die tijd echter 2500 gulden en dat was nog teveel, dat had ik niet, daar moest ik voor sparen. Ergens in ’76-’77 was het dan zover, ik had geld genoeg gespaard en we kochten goeie duiven bij de broertjes en echt uit hun goeie, uit de “019” en de “Jonge Merckx” en zo. “Gouden Duifje” (B81-6116734) was één van die duiven, een duif die later stammoeder zou worden op ons hok. Ik kocht toen ook een jong uit het “Goed Duifje”, ik wilde er echter twee kopen. “Wacht maar,” zei Louis, “Je hebt nu eentje, wacht nog maar.” En dus moest ik een vol jaar wachten op nog eentje uit het “Goed Duifje”. Een andere leuke anekdote is het volgende. In 1976 wilde ik absoluut iets uit de “Raketman”. Ik had gehoopt dat eieren goedkoper waren dan jongen. Eens ik bij de broertjes was gingen ze met twee mee naar het hok. Eentje hield het eitje tegen het licht en zei,: “ja, dit is een jong”. De eieren waren dus even duur als de jongen. (lacht) Ook commercieel gezien waren die Janssen duiven interessant. Niet veel mensen hier in de streek hadden die immers. Arendonk was in die tijd nog ver van Nieuw-Amsterdam. We konden jongen van die duiven dus goed kwijt hier. Die eerste Janssen-duiven hebben we nog via Jan (Hermans) verkocht.

DD: Hoe heb je Jan eigenlijk ontmoet?
Gerard: Dat weet ik eigenlijk niet meer, dat is al zo lang geleden. Dat moet ongetwijfeld via Stan Raeymakers geweest zijn. Via onze Belgische contacten met Mariman hebben we ooit Stan ontmoet en via hem zeker en vast Jan. Mijn vader en ik kennen Jan al zo lang dat ik daar eigenlijk nooit bij stilgestaan heb. Ik herinner me die eerste veiling nog wel. Op een gegeven moment vond ik dat ze niet goed genoeg gingen. “De Zwollenaar” was aan de beurt en er werd niet hoog genoeg geboden naar mijn zin. Ik ben dan zelf beginnen bieden op mijn eigen duif. (lacht) Wist ik veel hoe zoiets in zijn werk ging. Jan heeft me dan duidelijk gemaakt dat je zoiets niet hoort te doen. (lacht nog uitbundiger). Die veiling was voor mij ook een omslagpunt. Ik besefte dat het niet draait om pedigrees, de kwaliteit van je hok draait om prestaties. Janssen-duiven hebben alleen was niet genoeg. Er moesten prestaties tegenover staan. Sportief de bovenhand halen zorgt automatisch voor commercieel succes.

DD: De duiven begonnen ook een steeds grotere rol te spelen in je leven.
Gerard: Dat is geleidelijk aan gekomen. Mijn prestaties werden steeds beter en daardoor kon ik ook steeds meer vragen voor mijn duiven. Dat is ook een stap die je moet durven zetten. Je moet jezelf en je duiven durven waarderen naar waarde. Dirk Van Dyck bijvoorbeeld, schat van een mens en veel te braaf, die durfde dat niet goed. “Ja maar Gerard, dat kan ik toch niet gaan doen, de prijs opslaan? De mensen gaan dat teveel vinden.” (lacht) Echt een veel te brave vent die Dirk. (even stil) Ik kan dat dus wel, waarschijnlijk is dat de zakelijke kant die ik van mijn moeder meegekregen heb. Maar de duiven begonnen dus steeds beter op te brengen en dan wordt het natuurlijk vanzelf een belangrijker aspect. Niet dat ik ooit gespeeld heb voor het geld, het is een neveneffect van mijn duivenspel. Sean Kelly zei ooit, als je fietst voor het geld dan zal het niet lukken, als je fietst om te winnen zal je goed je kost verdienen.
Ook zakelijk ben ik iemand van de goede voorbereiding en eerst een solide basis leggen. Ik ga nooit voor snel succes, ik probeer altijd iets op te bouwen wat solide is naar de toekomst toe. Ik ben voor de lange inspanning. Om het nog maar eens met de koers te vergelijken, een sprint winnen is mooi, maar dat is één kort moment van glorie. Een lange solo in de bergen winnen is toch nog van een andere orde voor mij.
Het werk op de zaak heb ik dan ook geleidelijk afgebouwd en de duivencarrière werd geleidelijk opgebouwd. Eerst is er iemand bijgekomen op de zaak zodat ik meer tijd vrij kon maken voor mijn duiven. Eind jaren ’90 is de zaak uiteindelijk verkocht zodat ik me volledig op de duiven kon richten. Dat hielp, want in 1994 werden we wereldkampioen. (lacht)
In ’96-’97 hebben we hier (in Ermerveen) dan gebouwd en zijn daarna verhuisd. De duivenhokken zijn natuurlijk onmiddellijk bijgebouwd. (lacht)

DD: Van Jan vernam ik ooit dat je vroeger eerder verlegen en zelfs wat introvert was. Je bent nu nog geen roeper of tafelspringer, maar je bent toch drastisch veranderd daarin. Je lijkt mij nu veel zelfzekerder, als zakenman moet je denk ik ook zelfzeker zijn. Je bent een wereldautoriteit in jouw vakgebied en je bent je daarvan bewust. Wanneer is denk je die omslag gekomen?
Gerard: Op zich is dat een geleidelijk proces, maar er zijn natuurlijk wel mijlpalen, kantelpunten in je leven. Trouwen was voor mij een belangrijk moment. Achteraf was dat misschien niet het perfecte huwelijk, waardoor het ook fout gelopen is, maar op dat moment is het wel iets wat je zelfvertrouwen geeft. Je hebt iets bereikt.
Nog zo’n mijlpaal was mijn eerste reis naar Japan. Ook dat was met Jan, het is echt Jan geweest die mij geïntroduceerd heeft in Azië. Nog nooit had ik gevlogen, op reis gaan betekende voor ons een uitstapje of logeren bij familie of in het meest extreme geval eens op vakantie naar Oostenrijk. En plots zet je voet op Japanse bodem.
Een groter contrast dan tussen Nieuw-Amsterdam en Tokio is er amper. Van een boerengat in kikkerland naar een van de grootste metropolen ter wereld. Op dat moment voelde ik me echt wel een kleine Hollandse jongen in de grote boze wereld. Ik zag daar zoveel dingen die ik nog nooit gezien had. Ik herinner me een kindje dat aan een krabpoot aan het knabbelen was. Heel normaal daar, maar ik wist niet wat ik zag. Dat leek wel bijna van een andere planeet allemaal. Nee, ik was helemaal onder de indruk. Heimwee speelde zeker een rol en soms werd het even allemaal te veel. Het huilen stond me nader dan het lachen. Gelukkig was Jan er toen, wat ben ik die man toch dankbaar.
Achteraf blijkt echter dat je uit zo’n moment veel leert. Op zo’n moment kan je zielig in een hoekje kruipen en een potje huilen of je schouders ophalen en gewoon doorgaan. Misschien besefte ik het niet volledig op dat moment, maar blijkbaar heb ik wel dat laatste gedaan.

 

DD: En ondertussen ben je een echte globetrotter geworden.
Gerard: (lacht) Nu wel, maar toen absoluut nog niet. Je groeit als mens, ook daarin. Nu kan ik inderdaad genieten van reizen en nieuwe dingen ontdekken. Die eerste trips met De Duif naar Japan, China en Taiwan en zo waren best spannend. Soms maakten we het zelf ook spannend. Ik herinner me een trip naar Japan. We waren daar met een man of twintig, een groep geleid door Jan en Rik (Hermans). Samen met een deel van de groep was ik voor de douanecontrole eerst nog een hapje gaan eten. Het was gezellig en we verloren, denk ik, de tijd wat uit het oog. Plots horen we door het omroepsysteem van de luchthaven een bekende stem onze namen afroepen, in het Nederlands, met het verzoek om ons zo snel mogelijk naar de gate te begeven. Dat was Rik Hermans achter de microfoon. (lacht hartelijk) De piloot wilde eigenlijk al gaan vertrekken, maar gelukkig was Jan heel goed in vliegtuigen aan de grond houden. Het had wat voeten in de aarde, we kregen bij de controles voorrang enzo, maar ten langen leste zijn we dan toch aan de gate geraakt. Het vliegtuig is uiteindelijk kunnen vertrekken met iedereen aan boord en met amper een uurtje vertraging. (lacht)

DD: Zo heb je ongetwijfeld een massa reisverhalen?
Gerard: Absoluut, maar ik zei het al eerder, ik ben niet goed in het oprakelen van verhalen. Lastig he voor een interview? (lacht) Wacht, ik weet er nog eentje. We vlogen naar New York, je weet wel, dat andere Nieuw-Amsterdam (lacht). Ten gevolge van vreselijk slecht weer moesten we uiteindelijk landen in Chicago, dat is allemaal nog een heel gedoe geweest toen. In Amerika moest ik ook eens spreken op een conventie Los Angeles. Ik kon dat helemaal niet, ik had zoiets nog nooit gedaan. Mijn Engels was ook verre van perfect. Bloednerveus was ik. Voor zoiets was er echter altijd reddende engel Jan. Hij had een hele tekst uitgeschreven die ik maar moest aflezen en zo is dat allemaal in orde gekomen. Dit verhaal doet me denken aan een andere grappige anekdote over Jan en Piet Kuypers in Japan. Piet moest daar ook een voordracht geven, maar die kon geen Engels. Gelukkig hadden ze zich goed voorbereid. Het plan was dat Piet in het Nederlands zijn voordracht zou voorlezen en Jan zou dan de Engelse vertaling brengen naar het publiek toe. Piet heeft zich daar compleet niet aan zijn tekst gehouden. Wat hij allemaal vertelde had niets met duiven te maken. Hij heeft daar een heel verhaal afgestoken over metselwerken en dat soort dingen. Jan die bracht echter, met moeite maar met afgestreken gezicht, de juiste Engelse versie en in de zaal had niemand door wat er aan de hand was. (lacht) Behalve natuurlijk Ken (Kenichi Yoshihara), die begrijpt Engels en Nederlands. Die heeft daar ook alle moeite van de wereld gehad om zich serieus te houden. (giert het uit)

DD: Door je duiven ben je letterlijk wereldberoemd. In China heb je zelfs vrienden in de hoogste regionen.
Gerard: Haha, ja dat is ook wel een mooi verhaal eigenlijk. Jaren terug kreeg ik een e-mail van Pamela, een Chinese zakenrelatie uit Peking. Ze wilde duiven kopen voor een vriend. Op dat moment had ik niet direct iets wat ik kon aanbieden, maar later moest dat zeker wel lukken. We spraken af dat we dit verder zouden bespreken tijdens mijn volgende bezoek aan China enkele maanden later. Zo gezegd, zo gedaan. Enkele maanden later ging ik dus naar China. Op zekere dag heb ik daar een lunchafspraak met Pamela. Ik tref haar op restaurant en ze heeft een vriendin bij, Deng Lin. Een dame van rond de vijftig. Heel deftig, maar ook heel vriendelijk en lief. We bespreken onze zaken en hebben vooral een zeer gezellige lunch. Ik neem afscheid van de dames en ik vertrek. Vlak na het vertrek vraagt mijn chauffeur of ik wel weet wie die dames waren. “Natuurlijk,” zei ik, “dat zijn Pamela en Deng Lin.” (lacht) “Klopt,” zei hij: “En Deng Lin is de oudste dochter van Deng Xiaoping.” (giert het uit)

DD: Zoals in Deng Xiaoping, de opvolger van Mao en de tweede president van de Volksrepubliek China?
Gerard: (lacht) Diezelfde ja. Maar, zoals ik al zei, een hele vriendelijke dame. Een hele gewone vrouw die zich heel normaal gedroeg. De vader van Lin was dus de tweede man na Mao en de vader van Pamela was ooit generaal onder Mao ten tijde van de Chinese Revolutie. Zo kenden hun vaders elkaar en zo waren de dochters vriendinnen.

DD: En die zaten daar gewoon? Zonder een legertje lijfwachten?
Gerard: Dat denk ik wel. Of ik heb ze gewoon niet opgemerkt natuurlijk. Misschien waren alle andere mensen in dat restaurant wel beveiliging, wist ik veel. In die tijd in China moest je van niets schrikken. (lacht)

DD: Gerard Koopman, vriend aan huis bij de groten der aarde.
Gerard: Nou vooral bij hun dochters. (lacht) Echt heel aardige dames. Later heb ik nog eens in een appartement van haar gelogeerd, nou ja, dat zal wel van de Vadertje Staat geweest zijn waarschijnlijk. Ze vroeg toen of ik eens een goede duif naar haar wilde vernoemen. Het moest wel een doffer zijn, want die krijgen meer nakomelingen. Dat is Chinese humor. (lacht) Op dat moment had ik geen duif die in aanmerking kwam, maar wat later heb ik dan een winnende duif “Deng Lin’s Favourite” gedoopt. Zij ook weer blij. (lacht)

DD: Allemaal leuke verhalen, laten we eens kijken naar de andere kant van de medaille. In welke landen vond je het niet leuk?
Gerard: Een land dat me echt getroffen heeft is Bangladesh. Daar wil ik nooit meer komen. De armoede daar is zo schrijnend, daar word je echt niet goed van. Je weet dat, je kent die beelden van op tv, maar wanneer je er in levende lijve mij geconfronteerd wordt komt dat toch hard binnen. Wat ben ik dan dankbaar dat ik in Nederland geboren ben.

Wat zitten wij te klagen omdat een duivenvlucht tegenvalt, nee dat is allemaal niets. Ik voel me meer dan gezegend met mijn leven en ben daar ook heel erg dankbaar voor.

DD: Zeker en vast heb je tot nu toe een zeer succesvol leven gehad, niemands pad gaat echter altijd over rozen. Laten we maar direct extreem doen, wat was voor jou het absolute dieptepunt in je leven?
Gerard: Zoals uit vele hoogtepunten bestaat het leven natuurlijk ook uit verschillende dieptepunten. De dood van dierbaren, ziekte, dat soort zaken. Op zich is dat allemaal normaal, dat hoort bij het leven, teleurstellingen, tegenslagen, daar moet je mee leren omgaan, dat vormt je. Dat is echter allemaal gemakkelijk gezegd, op het moment dat je diep zit dan heb je daar weinig aan, dan moet je daar eerst door. Voor mij was dat dieptepunt de periode na mijn scheiding. Daar heb ik echt wel serieus van afgezien. In 2001 ben ik gescheiden en ik kan zeggen dat ik daar pas in 2003 echt overheen was.

DD: Hoe belangrijk is jouw vrouw in je leven?
Gerard: Ik denk toch wel heel belangrijk. Je partner is zoveel he, je maatje, je klankbord. Voor het huwelijk moet je je ogen goed open houden en tijdens het huwelijk dicht. Ik vrees dat ik het tijdens mijn eerste huwelijk omgekeerd heb gedaan. (lacht) Nee, zonder enig verwijt, laat het duidelijk zijn dat mijn eerste huwelijk geen compleet succes was. Alhoewel er zeker en vast goede tijden waren, de combinatie zat gewoon niet goed. Mijn ex woont hier nog in de buurt, en we zijn nu gewoon vriendelijk tegen elkaar. De eerste jaren lag dat allemaal gevoeliger, maar tijd heelt en nu doen we gelukkig heel normaal tegen elkaar. Het is echter duidelijk dat we niet geschikt waren voor elkaar. Dat is tenslotte geen schande.
Ook hier geldt natuurlijk dat tegenslagen bij het leven horen en uit fouten leer je. Dat is tenminste de bedoeling. Ik denk wel dat ik geleerd heb uit mijn fouten, jammer natuurlijk dat je ze eerst moet maken. Ouder en wijzer worden is vooral een opeenstapeling van fouten maken. Op die manier was mijn eerste huwelijk een belangrijke mijlpaal en een leermoment. (lacht)
Mijn huidige vrouw Wan past wel heel goed bij mij. Zij steunt mij in wat ik doe, in mijn beslissingen. We overleggen belangrijke zaken, zij denkt mee met de zaak, zij ontvangt klanten en zo. Dat gaat allemaal heel natuurlijk en vlot. Oh ja, en ze maakt lekkere loempia’s.

DD: Heerlijke loempia’s! Ze zijn trouwens op!

Wordt vervolgd...

 

Mike Verbruggen (Sportblad De Duif)